5 dagen met de auto - deel 3: Echizen Daibutsu, Heisenji Hakusan Shrine en Tottori

We werden rond half zes wakker van de opkomende zon en het geluid van voetstappen in het grind. We keken elkaar even aan en vroegen ons af wie er in godsnaam zo vroeg in de ochtend deze berg op was gekomen. Ongetwijfeld is deze bergweg voor ‘gevorderde automobilisten’ beter te doen als je daadwerkelijk kunt zien waar je heen gaat. Maar we hadden geen auto de berg op horen komen. Toen we uit de tent kropen, zagen we een oud vrouwtje. Ze was net voorbij onze tent gelopen richting wat ik de vorige nacht had bestempeld als een donker zwart gat en verdween daar om het hoekje in de bosjes.

Toen we achter haar aanliepen, zagen we een paar andere mensen, ook behoorlijk op leeftijd, die zich in het parkje hadden verzameld voor hun ochtendgymnastiek. We ruimden snel onze tent op en besloten voorzichtig met de auto de berg af te rijden, want geen van deze mensen was de berg op gekomen met een auto. Zij waren gewoon om half vijf in de ochtend begonnen met omhoog klimmen. Misschien zouden we op onze weg omlaag meer mensen tegenkomen. We vonden het allebei ongelofelijk. Met de auto deden we er al een tijdje over, een minstens 10% stijging omhoog met een tamelijk twijfelachtig wegdek.

We zagen op onze weg omlaag inderdaad wat andere mensen, met zonnehoedjes en soms met wandelstokken, de berg op bikkelen. De enige andere auto die we op de kleine parkeerplaats waar we sliepen hadden gezien, was die van een fotograaf van onze leeftijd, die kwam foto’s maken van het uitzicht en later weer vertrok. Wat klopt er niet aan dit plaatje? Zijn wij, jongere mensen, zo lui geworden? Of zijn oudere mensen in Japan zo ongelofelijk vitaal en sportief voor hun leeftijd? Waarschijnlijk beide.

Echizen Daibutsu

De Echizen Daibutsu, in de Seidaiji-tempel in Katsuyama, Fukui, is een van de grootste zittende Boeddhabeelden van Japan. Voltooid in 1987, is het ruim 17 meter hoog. Voor Japanse begrippen is dit Boeddhabeeld dus redelijk nieuw, maar dat deed absoluut niets af aan de schoonheid ervan. We bewonderden de grote Boeddha die midden in een gigantische hal stond, waarvan de muren honderden nissen hadden voor kleinere Boeddhabeelden. We waren even stil van hoe indrukwekkend het was. Misschien maakte het des te meer indruk op ons omdat we de enigen in het tempelcomplex waren. Deze tempel stond zeker niet achter bij de tempels in Kyoto, waar het vandaag de dag overvol is met toeristen, toch was het hier stil. De vriendelijke dame bij de balie vertelde ons hoezeer ze het waardeerde dat we de tempel bezochten, en we merkten ook aan andere posters en flyers dat mensen echt worden aangemoedigd om de tempel te bezoeken. Terwijl we het tempelcomplex verder verkenden en zelfs even in de pagode konden kijken, hadden we het hier nog over. Wat maakte dat hier zo weinig mensen komen terwijl Kyoto overspoeld raakt? Ongetwijfeld heeft het te maken met allerlei factoren; Fukui is lastiger te bereiken voor buitenlandse toeristen en de tempel is nieuwer dan de gemiddelde tempel in Kyoto. Waarschijnlijk heeft het grootste deel van de buitenlandse toeristen die naar Japan komen nooit van Fukui gehoord.

Heisenji Hakusan Shrine

De Heisenji Hakusan Shrine ligt aan de voet van de berg Hakusan en is een belangrijke Shinto-schrijn die al meer dan 1.300 jaar bestaat. Omdat het bekend staat om zijn prachtige omgeving, wilden we er graag nog een kijkje nemen voordat we Fukui prefecture zouden verlaten. Heisenji Hakusan Shrine wordt ook wel de “mos tempel” (Koke-dera) genoemd vanwege de dikke laag mos die de grond en bomen bedekt. Het is dus overbodig om te zeggen hoe mooi de schrijn was.

Tijdens ons rondje lopen kwamen we een vrouw tegen die onkruid stond te wieden in een zijweggetje schuin achter de tempel. Ze vertelde ons dat het onderhoud van zowel het mos als de schrijn meestal wordt verzorgd door de lokale gemeenschap, voornamelijk door vrijwilligers maar ook door professionele tuiniers die worden aangesteld door de schrijnautoriteiten. Aankomende zondag zou ze samen met een grote groep andere mensen uit de gemeenschap een flinke onderhoudsbeurt geven aan de tempeltuinen en de omringende gebieden. Toen ik vroeg of dat niet een enorme verantwoordelijkheid was en of het lichamelijk ook niet heel zwaar was, kon ze dat niet ontkennen, maar ze deed het graag. Ze zwaaide ons gedag toen we verder het pad afliepen, terug naar waar we de auto hadden geparkeerd.

Helemaal door naar Tottori

En toen? We hadden eigenlijk alles gedaan wat we in deze omgeving wilden doen, maar we hadden nog twee dagen met de auto. We besloten door te rijden naar Tottori, ruim vier en een half uur verderop, zodat we daar even rond konden kijken, goedkoop een hotelletje konden boeken en de volgende dag via een aantal andere interessante plekken terug naar Nagoya konden rijden.

Tottori staat bekend om zijn uitgestrekte zandduinen, de grootste van Japan, die een unieke en populaire toeristische attractie vormen. Daarnaast is de stad beroemd om zijn koffiecultuur, met talloze gespecialiseerde koffiehuizen. Voor een bakje koffie kwamen we iets te laat aan in Tottori, het was nog maar een uurtje of anderhalf licht. Voordat we doorreden naar ons kleine hotelletje (we moesten echt nodig douchen en wassen), zijn we even uitgestapt bij de zandduinen. Vergeleken met deze duinen zijn de kleine duintjes van Nederland precies dat: klein. We stonden op een enorme zandvlakte die meer weg had van een woestijn. Omdat het zo hard waaide, werden onze voetsporen snel achter ons uitgewist. Vanaf een hoge zandberg konden we over de duinen kijken en zagen we overal kleine groepjes mensen zich een weg door het losse zand banen, foto’s nemen, picknicken en spelletjes spelen. We hebben nog even kort met de drone gevlogen, maar omdat de wind zo hard waaide, had hij het er zwaar mee en was de batterij in een mum van tijd leeg.

Het is waarschijnlijk overbodig om te zeggen dat we compleet verwaaid bij ons hotel aankwamen. We parkeerden de auto op de kleine parkeerplaats aan de zijkant, die werd beheerd door een vriendelijke oudere man met een leuke pet die vrolijk heen en weer jogde om mensen welkom te heten. Eenmaal in ons hotelkamertje plofte we op bed. Net als elk ander businesshotel dat we tot dan toe hadden genomen, was er een bed, een klein strookje vloerbedekking waar je net op kon lopen, een badkamer blokje met een toilet waar Toon alleen gebruik van kan maken als hij zijn knieën tegen de muur parkeert, een koelkastje en een bureautje waar ik nog net aan kon zitten. Het verbaast ons altijd hoe efficiënt ruimte in Japan gebruikt wordt. Overigens vinden we een kleine hotelkamer nooit een probleem; het is altijd een upgrade vergeleken bij ons tentje.

Die avond zijn we in een klein tentje ramen gaan eten en kwamen op de terugweg langs een self-service toetjeswinkel. Deze winkel was volledig onbemand; je pakt je toetje uit de koeling of de vriezer en rekent het af zoals je dat ook doet bij de AH to go. We vroegen ons grappend af hoe lang het zou duren voordat iemand je komt arresteren als je zonder te betalen weg zou rennen met een softijsje rond een uur of drie ‘s nachts (het was namelijk ook nog eens een 24/7 self-service toetjeswinkel!). Allebei rekenden we een ijsje af dat we op de hotelkamer opaten.

Het eerste wat we de volgende ochtend wilden doen, was een bakje koffie drinken. Daarna zouden we doorrijden naar Amanohashidate en via het kleine vissersdorpje Ine teruggaan richting Nagoya.

One Response