Om 8 uur ‘s ochtends zaten we aan de koffie bij Sunaba Coffee. De naam “Sunaba Coffee” is een woordspeling die verwijst naar zowel “Starbucks Coffee” als de beroemde zandduinen (“suna” betekent zand in het Japans) van Tottori. We hadden de laatste twee beschikbare plekjes weten te bemachtigen. Het tentje werd volledig gerund door twee personen: iemand in de keuken en een dame die alle bediening, telefoontjes en take-out bestellingen afhandelde. We hadden een beetje medelijden met haar, omdat ze bijna zichtbaar bezweet heen en weer rende. Het duurde dan ook langer dan in de meeste café’s waar we tot dan toe waren geweest, maar dat deerde ons niet; deze vrouw verdiende absoluut lof, promotie of een salarisverhoging. Als fooi geven een gangbare praktijk was in Japan, hadden we dat ongetwijfeld gedaan.
Er zijn wel eens mensen die ons hebben gevraagd of je niet alsnog een fooi kunt geven als je dat graag wilt, maar ik adviseer daar eigenlijk altijd tegen. Vaak creëer je dan een ingewikkelde situatie voor zowel jezelf als het personeel van het restaurant. In Japan wordt het geven van fooi over het algemeen niet verwacht, omdat uitstekende service als onderdeel van de standaarddienstverlening wordt beschouwd. Bovendien is het niet zoals in Amerika, waar het overgrote deel van de inkomsten van restaurantpersoneel afkomstig is van fooien. Ik ontken overigens niet dat het uurloon in Japan voor mensen die in restaurants werken misschien wat hoger zou kunnen zijn.
Na ons ontbijt stapten we weer in de auto. Ik moet zeggen dat het wel erg luxe voelt: gewoon beslissen waar je heen wilt, in plaats van eerst te moeten uitzoeken hoeveel kilometers we zouden moeten (om)fietsen om een bezienswaardigheid te zien, en of er geen steile berg in de weg staat waar we dan overheen zouden moeten peddelen. Ondanks dat we ons ‘doel’ om de volledige lengte van Japan te fietsen zeker willen bereiken, willen we ook af en toe dit soort dingen kunnen doen, zodat we voor ons gevoel niet te veel hoeven over te slaan omdat we per se alles zouden moeten fietsen. Dat zou overigens onmogelijk zijn, gezien alle activiteiten die we de afgelopen dagen hebben ondernomen. Dan zouden we ongetwijfeld tot eind 2026 bezig zijn. Dus, een reden voor onze uitstapjes met huurauto’s is tijdgebrek; de andere twee redenen zijn dat we ook fysiek soms pauze nodig hebben en dat sommige routes gewoon echt te uitdagend voor ons zijn, ondanks dat we nog nooit zo’n goede conditie hebben gehad als nu. We hebben nog vele intensieve (berg)routes voor de boeg. Uiteindelijk komt het erop neer dat we het graag leuk voor onszelf willen houden, haha.
Vandaag gaan we een van de “Three Views of Japan” (Nihon Sankei) bekijken. Dit zijn drie iconische landschappen die al eeuwenlang worden vereerd vanwege hun natuurlijke schoonheid en culturele betekenis. Het zijn Matsushima, een schilderachtige baai met talloze eilanden bedekt met pijnbomen; Miyajima Torii, een verhoogde torii-poort die in de zee lijkt te zweven bij de Itsukushima-schrijn op het eiland Miyajima; en Amanohashidate, waar we vandaag naartoe gaan. Amanohashidate staat bekend als de “Brug naar de Hemel” en is een iconische natuurlijke formatie van een zandbank bedekt met dennenbomen die een brug vormt tussen twee stukken land. Om het prachtige fenomeen goed te kunnen bekijken namen we een kabelbaan naar een uitkijkpunt, hetzelfde type als we in Matsuyama ook hadden; met van die individuele stoelen waar je niet in mag schommelen omdat je er anders geheid uitknikkert. We zijn allebei een beetje te lang voor deze stoeltjeslift en dus het is altijd een beetje een geklungel bij het op- en afstappen. Eenmaal boven genoten we van het prachtige uitzicht. Er was een complete kermis, volledig inclusief klein reuzenrad, gebouwd op deze bergtop. De attracties hebben we links laten liggen, volgens mij waren deze vooral gericht op kleine kindjes, families en toeristen met FOMO. Natuurlijk hebben we vanaf het uitkijkpunt uitgebreid fotos gemaakt en Toon heeft achter in de hoek van het park stiekem zijn drone opgelaten. Er stond geen waarschuwing dat het niet mocht, maar we hadden allebei het gevoel dat we ook maar beter niet konden vragen wat de regels precies waren.
Nadat we heerlijke udon hadden gegeten, vervolgden we onze reis naar het dorpje Ine. We wisten er allebei nog vrij weinig over, maar aangezien we in de buurt waren, wilden we zeker een kijkje nemen. Ine is een klein vissersdorpje gelegen aan de kust van de Japanse Zee. Wat Ine zo uniek maakt, zijn de traditionele houten huizen die direct aan het water zijn gebouwd, met de kenmerkende ‘funaya’ (bootgarages) op de begane grond waar vissersboten worden gestald. Deze architectonische stijl, gecombineerd met de serene omgeving van de baai en de bergen op de achtergrond, trekt een groot aantal bezoekers.
En met “groot aantal”, bedoel ik echt onhoudbaar groot. Dit is wat er met een mooie plek kan gebeuren nadat het ‘Instagram famous’ is geworden. Zoiets hadden we nog nooit meegemaakt. het dorp was overladen met toeristen, en er ontstonden enorme files met auto’s die duidelijk te groot waren voor de smalle authentieke straatjes. Verkeersregelaars probeerden rust te creëren te midden van de enorme herrie en de lokale bevolking te helpen een weg te banen door de menigten en auto’s. We zijn meteen omgedraaid; Toon heeft me even uit de auto gelaten zodat ik snel een foto kon maken terwijl hij de auto keerde. Nog geen 10 minuten later stonden we geparkeerd aan de rand van het dorp, waar het opeens opvallend stil was. Wat hadden we net meegemaakt? Zeker, dit dorp was prachtig, maar inmiddels ook haast onleefbaar geworden. Meestal ben ik wel voorstander van het bezoeken van drukbezochte plekken zolang je je maar netjes gedraagt en aan de regels houdt, maar voor dit dorp maak ik een uitzondering. Kom hier niet. In ieder geval niet op het moment dat wij dat deden; het was een schok en tamelijk naïef van ons om hier zonder enig onderzoek naartoe te rijden. Dit hadden we echt niet verwacht.
We reden terug richting Nagoya en bedachten om via de andere kust van Lake Biwa (de kant die we nog niet hadden gefietst) naar beneden te rijden en te kamperen op dezelfde plek waar we onze eerste nacht bij Lake Biwa hadden doorgebracht. Een gratis kampeerplek kom je niet vaak tegen, dus waarom zouden we er niet nog eens gebruik van maken? Voordat we naar de kampeerplek reden, stopten we bij Shirahige Shrine, waar een torii-poort in het Biwa-meer staat. Deze torii lijkt op die bij de Itsukushima-schrijn op Miyajima, maar dan iets minder indrukwekkend. We maakten wat foto’s en reden via de supermarkt naar de kampeerplek. Het was heerlijk om ergens je tent op te kunnen zetten waar dat toegestaan is, zonder constant te denken: ‘Wat als iemand ons ziet?’, ‘Zouden mensen boos worden op ons?’, en ‘Misschien worden we wel weggestuurd?’ Die avond aten we rustig ons avondeten in de tent en besloten we de volgende ochtend via Nara terug te rijden naar Nagoya om de auto in te leveren en de reis op de fiets weer voort te zetten. We vielen vroeg in slaap, wat goed uitkwam omdat we voor de drukte een kijkje wilden nemen in Nara Park.
Om 6 uur stonden we op en ruimden we de tent op. Er was ‘s nachts veel condens ontstaan, dus de hele buitenkant van de tent was doorweekt. Toch rolden we alles netjes op en stopten we onze spullen in de auto, in de hoop dat we de tent later op de dag in de zon konden laten drogen. Anderhalf uur later parkeerden we in Nara de auto en liepen we het park in. Het was nog geen half acht en er waren bijna geen mensen te bekennen. Zelfs een groot aantal van de herten leek nog te slapen. Omdat de kraampjes waar het hertenvoer wordt verkocht nog niet open waren, was het erg stil. Toon liet zijn drone op aan de zijkant van de ingang van het park opstijgen, terwijl ik naar een grote groep herten liep om wat foto’s te maken.
Uit een zijweggetje kwam een vrouw met een kraampje op wielen aanlopen. Ze wenkte de weinige bezoekers die al in het park waren en riep vrolijk ‘deer cookies!’ en ‘煎餅ですよ!’ om iedereen te laten weten dat bij haar het voer voor de herten werd verkocht. Sommige van de herten keken op, maar bleven verder in de schaduw liggen. Pas toen ik en een andere persoon wat voer kochten, werden de herten opeens enthousiast, eigenlijk iets te enthousiast. Ik hield de koekjes boven mijn hoofd omdat ik nog niet eens de tijd had gehad het plastic eraf te halen, maar de ongeduldige herten knabbelden aan mijn jas en broek, en eentje nipte zelfs in mijn bil toen ik me omdraaide. Wegrennen had geen zin, de herten kwamen gewoon achter me aan. Ik rende paniekerig heen en weer met de koekjes boven mijn hoofd toen ik een andere toerist zag die minstens twee koppen groter was dan ik. Ik gaf hem snel de koekjes met de vraag of hij ze even vast wilde houden. Dat was mijn redding; toen de herten even niet opletten, kreeg ik de koekjes terug en stopte ik ze snel in mijn jaszak. Het vrouwtje achter het kraampje zei dat de herten aan de achterkant van het park wat minder opdringerig zijn, en dat het misschien een beter idee was om hen daar te voeren.
Nadat ik haar bedankte voor de tip zag ik terwijl ik me omdraaide in mijn ooghoek een bord met rode letters ‘no drone.’ Op precies dat moment hoorde ik Toon’s drone boven mijn hoofd vliegen en zelfs een van de andere bezoekers aan het park keek omhoog. Ik gingen haastig opzoek naar Toon en gebaarde dat we de drone moesten landen, omdat we via de achterkant van het park naar binnen waren gekomen hadden we niet gezien dat je hier niet met drones mag vliegen. We stopten hem snel in de rugzak en na nog een klein beetje rond snuffelen, opdringerige herten ontwijken en de kleinere hertjes gevoerd te hebben liepen we terug naar de auto.
We zijn na ons bezoek aan Nara Deer Park direct doorgereden naar Nagoya, we hebben alleen nog even langs de weg onze tent gedroogd en koffie gedronken zodat we een klein stukje blog-achterstand konden inhalen want die is inmiddels best wel groot, oeps.